Maar Godfreud had de vraag uiteraard niet zomaar gesteld,
noch had hij verwacht dat zijn enige onechte nazaat het estafettelopen voor
infantiele wezen met gedragsstoornissen zou opgeven voor de nobele taak van het
bewaken van de Europese soevereiniteit, inclusief het afslachten van al het
gespuis dat daarbuiten op deze aardschijf rondliep. Het zou hem trouwens in
vocht gedroogde worst wezen wie hem na zijn dood zou opvolgen. ‘Na mij de
chaos’, was slechts één van de vele bedenkingen die hem ooit spontaan was komen
binnen te vallen tijdens het aanschouwen van zijn vensterloze raam, of was het
een raamloos venster. Bovendien was de zich ongenaakbaar wanende vorst met een
passie voor previsionaire filatelie nog niet zinnens om zijn tirannieke
leiderschap de komende decennia over te dragen aan één of ander lamentabel gedrocht
van het negende knoopsgat. Aldus sloeg Godfreud zijn makke tafelgenoot een
tweede keer flagrant op het smoelwerk, deze keer met zijn rechter. Ondanks zijn
zachte inborst - diep in Godfreud schuilde immers nog steeds de onzekere puber,
die door zijn ouders verplicht werd om balletles te volgen, terwijl zijn
vriendjes reeds schaamteloos allochtone hangjongeren ophingen - voelde hij
steeds weer die dwangmatige behoefte om zijn woorden op een bescheiden manier
kracht bij te zetten. ‘Een beeld zegt meer dan 1000 woorden’, het was nog
eentje van zijn zo talrijke ingevingen.
Doordat diens neusbeen er langs de pupil van zijn linkeroog
uitkwam, kon L’Eau Rent niet langer genieten van het zelf gebraficeerde protje
dat hij zonet de wereld had ingestuurd. Ook zijn gehoor werd nu enigszins
beperkt, waardoor hij de moeilijke
greepletters die zich in zijn tagetoekelde pan hersenen ontrafelden, door
elkaar begon te ruiken. L’Eau Rent vroeg zich zwijgstillend af of dit geen
abstokel zou vormen voor de interraciale esfattettenwedstrijd van vorige week. Ook zijn
zin voor chronologie leek inmiddels aangetast. De tweede mokerslag had hem toch
iets of wat uit zijn lood geslagen en bleef aldus niet zonder impact. L’Eau
Rent trachtte alsnog zijn uit zijn linkeroog sijpelende angstzweet te
verbergen, waartoe hij een fikse hap nam van de in maïzena geblancheerde
augurk. Het was toen reeds bekend dat geblancheerde augurken de neiging tot
angstzweten behoorlijk de kop indrukten, al verkoos zijn moeder een eigen sapje
in plaats van de maïzena voor het proces der blanchering ervan. Nog voor hij
enig woord kon uitbrengen, ontbrak Godfreud zijn vadsige stiefzoon reeds in zijn
talmende antwoord. Met een akoestische basstem waarbij menig tenor zich een
castraat zou wanen bulderde Godfried zijn immobiele huishoudster toe om zich
met haar lamme lenden vliegensvlug tot hier te begeven.
Los van de goedbedoelde vuistslagen, was de vraag rondom
zijn troonopvolging alweer een vernuftig plan geweest dat Godfreud had bedacht
toen hij eerder die morgen doorheen het inmiddels te vaak in dit verhaal
aangehaalde venster van de enige toren van zijn kasteel had gestaard. Hij
maakte zich tijdens het uitspreken van de bewuste vraag trouwens de bedenking
dat de meeste van zijn geniale ideeën de voorbije twee jaar uit zijn brein
ontsproten tijdens het ochtendlijke aanschouwen van dat blinde uitzicht.
Misschien moest hij toch maar afzien van zijn recentelijk voornemen om dat raam
in zijn oorspronkelijke staat te laten herstellen. Wie kon hem garanderen dat
hij nog in staat zou zijn tot zijn befaamde edele denkpistes, dewelke het ganse
rijk behoedden voor wandaden en eenieder van de bevolking ten goede kwamen, als
op een dag het zonlicht opnieuw doorheen dat venster zou prijken.
Toen zijn trouwe huishoudster Willhelminus Tell II Fabiola,
een 96-jarige ex-ballerina, ooit berucht voor haar uitdagende tutu’s met
luipaardmotief, uiteindelijk in haar
semi-automatische rolstoel kwam aanbollen, beval hij haar om zich met
olympische snelheid naar een clandestiene bosstroper te begeven, met de
opdracht om de zopas losgelaten postduif meteen neer te halen. Desnoods met
geweld, voegde hij er morrelend aan toe. Sinds zijn lidmaatschap bij de lokale
Duivenbond, in café ’t Hoekske, was hij zich bewust van zijn delicate rol in de
precaire situatie van het lokale duivenbestand. En toen hij op een blauwe
maandag zijn lidmaatschap ter plaatse vierde met een diner van met duivengehakt
opgevulde duiven, besefte hij maar al te goed dat hij zich geen uitschuiver
meer kon veroorloven. Maar soms breekt nood wet. Dat waren nu eenmaal de
consequenties van een job met verantwoordelijkheid.
Terwijl Lucky Lick van al de heisa gebruik maakte om de
laatste plasjes van de Keizerlijke Voortuin over zijn gespierd tongorgaan te
laten glijden, keek Godfreud zijn tafelgenoten driest aan, hierbij een
binnenpretje alsmede een facultatief dadelwindje onderdrukkend. ‘Ik wist
eigenlijk niet dat jij scheel zag’ probeerde hij de mislukte vrucht van
Esmeralda’s ongelukkige bevalling enigszins gerust te stellen. Het was hem
immers niet ontgaan dat die lamzak voortdurend naar zijn eigen neusbeentje zat
te loensen. ‘Je begint alsmaar meer op je moeder te lijken’, liet hij er ietwat
grinnikend op volgen, terwijl Esmeralda op haar beurt nog steeds als een
hallucinerende kikker zat uit te hijgen op het zwarte schommelpaard. ‘Maar zeg
nu eens achterlijke schlemiel, wat zou je er nu van denken om stilaan werk te
maken van dat komende koningschap?’ ‘En kijk naar mij als ik met u praat, of je
kan nog een pandoering krijgen!’. Maar hij hield de vuisten stil,
zelfdiscipline vond hij één van zijn voornaamste eigenschappen. Tot die
bevinding was hij zelf gekomen na een grondige swot-analyse, zowat een jaar
geleden. Hij had zich hierbij beperkt tot zijn sterktes, het wot-gedeelte zag
hij eerder voor geconstipeerde mietjes en achterlijke Pruisen die van voor niet
wisten dat ze van achter leefden.
L’Eau Rent, die er zelf nochtans van overtuigd was dat hij
zijn stiefvader de hele tijd strak in de ogen had gekeken, vond echter zijn
woorden niet. Door de bokstoot waren die blijkbaar verschoven naar zijn linker
hersenhelft, dewelke hij nooit aanwendde vooraleer de zon haar hoogste punt van
de dag had bereikt. Gelukkig kwam zijn stilaan recupererende moeder hem ter
hulp geschoten; ’Je moet die jongen niet zo hard aanpakken’, zei ze met haar
kwakende stem, ‘Hij heeft een moeilijke jeugd gehad, en evenmin als ik heeft
hij ooit zijn vader gekend’. Met een gebaar dat getuigde van pure moederliefde duwde ze hierna het neusbeentje
van haar zoon terug in zijn originele positie. Aangedaan door deze zeldzame
geste van zijn mama, merkte L’Eau Rent dat zijn protje inmiddels volledig was
vervlogen. Of het door deze barmhartige daad was, of door het feit dat de
geblancheerde augurk zodanig pikant was dat zijn oogvocht er langs zijn oren
uitliep, iets maakte dat een ontredderde L’Eau Rent plots volgende, nu reeds
legendarische, woorden uitsprak; ‘Ja papa, ik wil koning worden!’. En terwijl op
dat eigenste moment rondom de ontbijttafel de postduiven als V2 raketten uit de
lucht vielen, werd het plots akelig stil in de Keizerlijke Voortuin. Zelfs
Lucky Lick keek onwennig voor zich uit, met zijn afgehakte staart tussen zijn
benen, alsof hij ergens in de verte zijn tweede voorpoot zag
voorbijvliegen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten