Godfreud Van Kookvocht
Van op de enige toren die zijn kasteel rijk was en het
enigszins heuvelende landschap ontsierde als een verschrompeld fallussymbool,
keek Godfreud Van Kookvocht doorheen het vensterraam, waardoor hij echter niets
kon ontwaren. Het venster was immers al meer dan twee jaar geleden
dichtgemetseld door een werkloze kleptomaan uit het Pruisische Rijk, ontsnapt
uit een instelling waar hij eerder was opgenomen voor een nietsontziende
escalatie van chronische bouwwoedeaanvallen.
‘Ach ja, het is ook altijd iets met die vervloekte Pruisen’, sprak
Godfreud tot zichzelf. Nauwelijks hadden zijn woorden zich verspreid doorheen
de lege torenkamer, of de kasteelheer betreurde reeds deze boutade. Ware het
niet dat zijn eigen moeder deels van Slavische origine was geweest, hij had
reeds het ganse Ottomaanse grondgebied eigenhandig met een spade onder de zoden
geschopt. Maar Godfreud zag zijn moeder graag. Het seniele oudje, dat reeds van
in haar jeugd leed aan ingebeelde dementie, had weliswaar nog nauwelijks
affiniteit met het land waarvan de aanrander van haar moeder zaliger afkomstig
was. Maar toch, zolang zij doorheen de wandelgangen van zijn kasteel scheerde
met haar van vier versnellingen voorziene autoped, vertikte Godfreud het zijn
spade te beroeren.
Een triestig verhaal was het, die aanranding van zijn
grootmoeder, de befaamde prinses Elisabetta Vanachter de Roede. Deze nymfomane
Iron Lady was er mede voor verantwoordelijk dat ook Godfreud zelve niet
volledig vrij was van Oost-Europese genen. Gedrapeerd in een driekwarts K3-kleed
zat de toenmalige gemalin eigenhandig één harer geiten te zeugen, toen een
Mongoolse barbaar, gehuld in een bivakmuts maar verder volledig naakt, haar
langs achter aanrandde. Eerst dacht Elisabetta nog dat het de Duitse
herdershond Lepe Pavlov was, die haar wollige prinsessenkleed reeds eerder had
aanzien als een niet mis te verstane uitnodiging tot bestiale copulatie. Maar
pas toen haar aanrander zijn goedje met een forse kwak in haar aambeivrije
achterste ejaculeerde, hierbij luidkeels het Mongoolse volkslied declarerend,
rook Godfreuds’ grootmoeder enige onraad en bood voor de vorm nog enig verzet.
Het onheil was echter reeds geschied, en toen haar belager de laatste strofe
van het lied zijner vaderland volborstig over het erf liet schallen, versmelten
zich reeds in de hals van Elisabetta’s baarmoeder een volrijpe eicel met de
Carl Lewis onder de Mongoolse zaadcellen. In de uren nadien zouden zich hier
talrijke kerncellen delen en vermenigvuldigen en uiteindelijk gestalte geven
aan het wezen dat Godfreud tot op de dag van vandaag het meest dierbaar is in
zijn hele leven, zijn eigenste moeder.
Er schuilde dus ook in zijn epo-vrije bloed resten van
vreemde origine, wat Godfreuds’ neiging tot inbraak en zinloos geweld
verklaarde, alsook zijn nimmer aflatend streven naar nietsdoen en straathangen.
Reeds als kind betreurde Godfreud dat er in die tijd nog geen winkelstraten
waren, want daar had hij met graagte op regelmatige basis oude mensen hun
handtassen ontvreemd. Maar liever dan op deze irrelevante anomalieën, concentreerde
Godfreud zich op de vele liters van puur adellijk blauw bloed die trots door
zijn aderen stroomden, en die volgens een vlugge berekening toch zowat driekwart
van zijn bloedstroom uitmaakten. Hij koesterde zijn aderenstelsel dan ook als
een volbloed Ariër, en ware het niet dat hij soms vanuit het niets spontaan de
Mongoolse Brabançonne begon te neuriën, geen mens die zou durven twijfelen dat
deze loensende ridder der Lage Landen rechtstreeks van de Heilige Vader
hemzelve afstamde.
Tijdens het afdalen van de afgesleten trappen van de
kasteeltoren, bedacht Godfreud dat er maar beter eens werk gemaakt kon worden
van dat venster. Zo elke ochtend doelloos naar een blinde muur zitten staren,
een mens wordt daar niet vrolijker van. En te weten dat het panoramische
uitzicht vanuit datzelfde vensterraam, toen er nog effectief een Velux instond,
hem meer dan bekoren kon. Aldus beval Godfreud de eerste lakei die hij in de
gelagzaal tegenkwam, om stande pede een werkloze Pool te zoeken die het raam in
zijn oorspronkelijke staat herstellen kon. ‘Stuur een postduif naar het land
der achterlijke Pruisen, en zeg dat ik die Pool in het zwart zal betalen,
inclusief ziekteverzekering, doch die zal vervallen als blijkt dat hij na het
herstellen van het venster in de kasteeltoren, pardoes met zijn Mongoolse smoel
in een kerker zal vallen, te wijten aan overmatig alcoholverbruik.’ Voldaan
over deze ad rem aankondiging, dewelke ertoe zou leiden dat hij drie vliegen in
één klap zou slaan; met name het herstel van het vensterraam, gevolgd door het
liquideren van een collaborerende Pool, zocht Godfreud nog naar een derde
voordeel van zijn zopas genomen initiatief. ‘Ach, dat probleem lossen we wel op
als het zich stelt’, bedacht de minzame kinderloze vader, hierbij zichzelf
overtuigend dat er zich in de toekomst nog veel politici zouden spiegelen aan
zijn krachtdadige manier van het aanpakken der lopende zaken. Wel attendeerde
hij er zichzelf op om zeker de nodige
voorzorgen te nemen zodat zijn demente moeder geenszins getuige zou zijn van
het vierendelen van bovenvermelde Pool.
EINDE DEEL 1
Benieuwd naar het vervolg? Gelieve dan de link op mijn FB te liken. Bij 10 kleine duimpjes volgt deel II. Mijn FB = daniel_de_weerdt@hotmail.com
Geen opmerkingen:
Een reactie posten