Literair Intermezzo: Weg Naar Nergens - DEEL VI

 
Hoofdstuk XI
 
 
Het is inmiddels een week geleden dat Moreno naar de rivier is gegaan, samen met Rafaël. Nog steeds is de storm in zijn hoofd niet getemperd. Zijn nachtmerrie van de eerste nacht was slechts de voorbode van vele, de ene al gruwelijker en realistischer dan de andere. Ook al beseft Moreno dat een nakende wraakactie van Marcos momenteel zijn grootste gevaar vormt, hij vreest deze dagen meer de nacht en het duister dan zijn aartsvijand. Tegen nachtmerries kan een mens zich moeilijk verdedigen.
 
Daarenboven weet Moreno dat het nog minstens een week zal duren vooraleer hij zich aan een nieuwe aanval van Marcos hoeft te verwachten. De informatie die hij op vaste tijdstippen krijgt van Jorge, zijn infiltrant in de bende van Marcos, bevestigt dat die nog meer tijd nodig heeft om te herstellen van zijn zware verwondingen na de vechtpartij. Moreno is opgelucht dat het niet Jorge was, die onlangs werd ontmaskerd als spion in Marcos' bende. Jorge is immers doorgedrongen tot de nauwe cirkel van intieme vrienden rondom Marcos en de informatie die Moreno via hem ontvangt, heeft hem al meermaals het leven gered. Minder goed is het echter Pablo vergaan, zijn tweede spion. Blijkbaar hadden enkele leden van Marcos' bende hem opgemerkt tijdens het feest, wat de negentienjarige Pablo zou bekopen met zijn leven. Alweer een lichaam dat zijn finale bestemming vond in de rivier.
 
Meer dan ooit voelt Moreno deze dagen de behoefte om met iemand te kunnen praten, met iemand die hij kan vertrouwen, de dingen kan zeggen zoals hij ze werkelijk voelt. Natuurlijk zou hij met Rafaël kunnen praten, maar iets weerhoudt hem hiervan. Uiteindelijk heeft Moreno immers nog altijd een leidersrol te vervullen, een reputatie hoog te houden. Elke zwakte die hij nu zou vertonen, al was het aan zijn trouwste kompaan, zou in zijn nadeel kunnen spelen.
 
Als hij nu maar met zijn broer zou kunnen praten. Die gedachte speelt Moreno al enkele dagen regelmatig door het hoofd. Zijn broer zou wellicht de enige zijn die zijn gevoelens zou begrijpen, zonder ze te veroordelen. Als geen ander zou Moreno's broer de situatie herkennen waarin Moreno verkeert. Maar het grote probleem is dat de jonge bendeleider geen idee heeft waar zijn broer zich momenteel bevindt, zelfs niet of hij nog in leven is. In de huidige omstandigheden ziet Moreno nog slechts één persoon met wie hij zou kunnen praten.
 
 
 
Hoofdstuk XII
 
 
De laatste keer dat Moreno zijn moeder bezocht in de staatsgevangenis, is inmiddels meer dan twee jaar geleden. Hij hield niet van de grijze sfeer in het gebouw en alle pogingen tot een gesprek met zijn moeder eindigden steeds weer in felle ruzies. Op een zekere dag zei ze dat het beter was dat Moreno haar niet meer zou komen bezoeken. En zo geschiedde, tot vandaag...
 
Ook al kost het hem enorm veel moeite, de nood om met iemand vertrouwd te praten, iemand van zijn eigenste familie, is momenteel te groot. Maar wanneer Moreno de gebroken vrouw ziet, met grijs en onverzorgd haar, die zich aan de andere kant van het raam neerzet, schrikt hij. Zijn moeder ziet er tien jaar ouder uit dan de laatste keer dat hij haar zag en de bleke tint in haar gelaat laat er geen misverstand over bestaan dat het niet te best met haar gaat. 'Wie heeft het je verteld?' begint de getormenteerde vrouw het gesprek. Haar stem klinkt ruw en schor, alsof ze de hele dag aan een stuk door heeft gerookt. 'Wie heeft me wat verteld?' vraagt Moreno luidop. Zijn voornemen om de kalmte te bewaren en een rustig gesprek met zijn moeder te voeren lijkt reeds vervlogen.
 
'Dus niemand heeft je iets verteld. Dus je weet het niet?' 'Wat zou ik dan moeten weten moeder, zeg me, wat is er aan de hand?'. Moreno's stem klinkt nog steeds te luid, maar ditmaal is het eerder uit angst dan uit woede. Hij voelt aan dat het niet het juiste moment is om een ruzie te beginnen, en houdt even de adem in. Zijn moeder laat op haar beurt een stilte vallen, zucht net luid genoeg opdat Moreno het kan horen, en kijkt haar zoon vervolgens aan met een doffe blik die door merg en been gaat. 'Ik ben ziek jongen, je moeder heeft kanker. De dokters geven me nog enkele weken. Je wist het dus echt niet. Tja, het spijt me jongen, sorry.'
 
Moreno zegt niets, en met onbewogen gezicht blijft hij de ogen van zijn moeder aankijken. Maar in zich voelt hij hoe het bloed begint op te borrelen, het kost de drugskoning alle moeite van de wereld om niet alles rondom hem stuk te beginnen slaan. Na wat oneindig veel minuten lijken voelt hij hoe de woede in hem langzaam mildert. En dan, eindelijk, na al die tijd, komen de tranen. Hier, in het kille gebouw van de gevangenis, gezeten bij zijn stervende moeder die hij altijd heeft veracht, begint de meedogenloze bendeleider te huilen zoals hij nooit eerder gehuid heeft. Tranen blijven komen, inclusief gesnotter en gesnik. Moreno lijkt opnieuw de naïeve verlegen jongen die hij niets eens zoveel jaren geleden was. Wat verlangt hij naar de tijd dat hij nog voetbal speelde op de heuvel, toen zijn beide ouders en zijn broer altijd in de buurt waren. 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten