Literair Intermezzo : Weg Naar Nergens - DEEL V

 
Hoofdstuk IX
 
 
De rest van de rit leggen Moreno en Rafaël in stilte af. Deze stilte wordt niet doorbroken als ze na een half uur rijden toekomen aan de dijk en Rafaël systematisch de lichten van de wagen dooft. Deze plek, alwaar de rivier uitmondt in zee, is een geliefkoosde plaats om zaken te laten verdwijnen voor de eeuwigheid. Politie en leger zie je hier nooit, al bestaat er geen twijfel dat ook zij de plaats maar al te goed kennen. Maar smeulende potjes worden hier in deze stad nu eenmaal liever toegedekt gelaten, en de doden hoor je niet protesteren.
 
Het valt Moreno zwaar om opnieuw het mooie gezicht van Mariela te aanschouwen. Haar gelaat heeft inmiddels een spookachtig witte kleur aangenomen, maar haar schoonheid is nog niet vervaagd. Maar er rest Moreno geen tijd om erbij stil te staan. Met de hulp van Rafaël neemt hij het lichaam uit de koffer en op automatische piloot werpen ze het in de stroming. Ze laten hun geweten geen kans om vragen te stellen. En vervolgens kijken ze stilzwijgend toe hoe Mariela onstuimig meedrijft op het water en zich langzaam laat wegzinken in het duister. Als was ze een leeg flesje frisdrank, ballast zonder waarde, op weg naar een eeuwige reis op zee.
 
Van zodra het lichaam volledig uit hun gezichtsveld is verdwenen, zetten Rafaël en Moreno zich terug in de wagen. Nog steeds hebben ze geen woorden gewisseld, bang als ze zijn om de doden wakker te maken. Of eenieder strijdend met zijn geweten, een strijd die ze enkel in stilte kunnen voeren. Na enkele minuten is het opnieuw Rafaël die als eerste de stilte onderbreekt. 'Chef, denk jij soms wel eens na over het leven dat we leiden. Herinner jij je hoeveel lichamen we reeds tot hier hebben gebracht?' Moreno antwoordt ditmaal zonder aarzelen: 'Om eerlijk te zijn Rafaël, ik heb er nooit bij stilgestaan, tot...' Dan slikt hij zijn woorden in, alsof hij bang is voor wat hij heeft te zeggen. 'Tot wanneer baas, zeg het me, tot wanneer?' Het is niet Rafaël's gewoonte om aan te dringen bij zijn baas, maar de behoefte om bij zijn leider een spoor van menselijkheid vast te stellen is te sterk.
 
Moreno voelt het ook zo aan en tegen alle gewoonte in voelt hijzelf ook de behoefte om te zeggen wat hij zeggen wil: 'Tot vanmorgen Rafaël. Geloof het of niet, maar toen ik deze ochtend Mariela in mijn keuken zag staan, met die ongelooflijke glimlach van haar, verlangde ik ernaar om een normaal leven te leiden, met haar. Alsof ik voor de eerste keer in mijn leven kon voelen wat gelukkig zijn betekent. Ben jij ooit al eens echt gelukkig geweest in je leven Rafaël, hier in deze verdoemde hel waar wij leven? Ik zweer het je, deze morgen stond ik op punt om mijn dollars te nemen en weg te gaan, zo ver mogelijk hier vandaan. Een nieuw leven te beginnen. Zoals mijn broer. Ik zweer het je. En zie me nu beste vriend. Ik heb zonet het lichaam in zee geworpen van de enige persoon met wie ik me een ander leven kon voorstellen. En nu is het te laat. Nu hebben we geen andere keuze dan de weg te volgen die we zijn ingeslagen Rafaël. En ook al leidt die weg naar nergens, het is de enige die we kunnen volgen.'
 
 
 
 
Hoofdstuk X
 
 
Het is al één uur in de nacht als Moreno zich naar zijn slaapkamer begeeft, getormenteerd door de belevenissen van de voorbije 24 uren, die zich almaar in zijn hoofd blijven herhalen. Hij herinnert zich de vraag van zijn kompaan. Natuurlijk herinnert hij zich nog hoeveel dode lichamen ze reeds naar de rivier hebben gebracht. Hij kan zich de levenloze gezichten nog één voor één herinneren. Verbleekte gelaten met die doffe blik in de ogen. Het zijn beelden die voor altijd in zijn geheugen gegrift zullen staan. Maar altijd had hij ermee weten om te gaan. Als het nodig was om de business draaiende te houden, deed Moreno wat gedaan moest worden. Als leider van de bende kon hij zich geen zwakheden veroorloven.
 
Maar deze ochtend veranderde alles. Moreno was bereid om mensen te doden als dat nodig was voor de zaak, maar wat bezielde hem om een onschuldige jonge vrouw te doden, wiens goedheid het mooiste was dat hem ooit was overkomen. Hij beseft dat hij geworden is tot wat hij altijd had hopen te vermijden. Toen hij 13 was, zag Moreno voor de eerste keer hoe zijn broer iemand anders met een kogel afmaakte. Het was een traumatische ervaring, maar het ergste was dat hij dat niet kon laten merken. Het zou een teken van zwakte geweest zijn, iets wat niemand zich in de wijk kan veroorloven. Maar Moreno beloofde zichzelf die dag dat hij nooit zou worden als zijn broer. De harde waarheid is echter dat hij, nauwelijks enkele jaren later, nog erger is dan Jorge.

Acht. Acht lichamen heeft hij de voorbije twee jaar naar de rivier gebracht. En het laatste was er eentje teveel. Misschien maakt hij zichzelf iets wijs, maar Moreno is ervan overtuigd dat Mariela zijn leven had kunnen veranderen. Zij was het goede voorbeeld waar hij zo lang naar had gezocht. Als iemand hem zou voordoen hoe het is om een goed mens te zijn, zou het allemaal vanzelf gaan. Zo had hij het altijd voor zichzelf uitgemaakt. Maar samen met het lichaam van zijn reddende engel, was nu ook zijn hoop op een beter leven verdronken.
 
Vooraleer de slaap langzaam zijn intrede doet, bedenkt Moreno dat vanavond niet de laatste keer zal geweest zijn dat hij naar de rivier moet gaan. En even zeker is dat het ooit zijn lichaam zal zijn dat in de monding zal wegdrijven. Enkel het tijdstip dient nog te worden ingevuld. Als na het vele woelen uiteindelijk de vermoeidheid overwint, nemen Moreno's dromen hem mee naar de heuvel, alwaar hij zich ziet voetballen met zijn vrienden van weleer. Hij voelt de wind doorheen zijn haren strijken, de zon die zachtjes brandt, de onschuld die hem omringt. Hoe roept naar Philippe om hem de bal toe te spelen. Als hij de bal nader ziet komen, merkt hij dat het geen gewone voetbal is. Het is... Het is het hoofd van Mariela!



Geen opmerkingen:

Een reactie posten