Literair Intermezzo : Weg Naar Nergens - DEEL III

 
Hoofdstuk V
 
 
'Nee, tot gisteren hebben we elkaar nooit echt ontmoet', begint Mariela haar verhaal; 'maar geloof me, ik ken jou al sinds lange tijd'. 'Waarschijnlijk heb jij me nooit opgemerkt, maar geloof me, we hebben elkaar vaak gekruist in de straten van de stad. Vanaf de eerste keer dat ik je zag, ben je nooit meer uit mijn gedachten verdwenen. Maar het was nooit mogelijk om met jou te praten. Altijd waren er mensen rond jou die me afschrikten, en meestal was je in vrouwelijk gezelschap. Ik had er al vrede mee genomen dat jij me nooit zou opmerken. En dan is er nog mijn broer, die me altijd in bescherming wil nemen, en die me nooit zou toelaten dat ik met jou zou optrekken.'
 
'Maar gisteren was ik samen met een vriendin, en zij vertelde me over het feest. Het zou groots worden, en bovenal zou jij er zijn. Ik weet niet wat me bezielde, maar ik besliste om er naartoe te gaan. Zonder iets tegen mijn broer te zeggen uiteraard, hij zou me vermoorden. Maar ik moest en zou je zien, er was niets dat me nog kon tegenhouden. Toen ik op het feest toekwam, zag ik je meteen. Ik merkte dat je veel gedronken had. Maar, voor de allereerste keer, keek jij ook naar mij. Je lachtte naar me en het kon me niet schelen of je dronken was of niet. Je toonde eindelijk interesse, en dat is al wat telde. Je bent toen met mij beginnen dansen, we praatten over het feest, hoe geweldig het wel was, en al vrij snel zei je me dat je met mij wilde zijn. Kan je dat nog herinneren?'
 
 
Zonder Moreno's antwoord af te wachten, vervolgt Mariela haar relaas van de voorbije nacht. 'Het klonk me als muziek in de oren toen je zei dat je met mij wou zijn, en natuurlijk zei ik ja, er was niets in mijn leven dat ik liever wilde dan met jou te zijn. En dat wil ik nog steeds. Ik zeg het enkel maar zodat je het weet. De nacht vloog voorbij, we dansten de hele tijd, we zoenden elkaar, het kon je niet schelen dat anderen het zagen. Je kan niet geloven hoe ik me voelde. Tot plots.. Plots was er veel rumoer en lawaai in de zaal. Het waren mijn broer en zijn vrienden die de zaal binnenstormden. Blijkbaar had hij gehoord dat ik op het feest was en...'. Zonder aarzelen onderbreekt Moreno de engel die hem zo liefdevol toesprak; 'Jouw broer? Marcos! Ben jij de zus van Marcos! Godverdomme, ik kan het niet geloven!!'
 
 
 
Hoofdstuk VI
 
 
Vanop de top van de heuvel ziet Moreno hoe de avond stilaan valt over de stad. Deze plek, bezaaid met herinneringen uit zijn jeugd, is nog steeds bijzonder voor hem. Toen hij nog een kind was speelde hij hier elke dag voetbal, met zijn broer, met zijn vrienden. Ondanks de vele ruzies die zijn ouders toen hadden, lijkt het alsof het een perfecte tijd was. Quasi zorgeloos. Nu, nauwelijks enkele jaren later, lijkt alles zo hard veranderd. Zijn broer ging ervandoor, op de vlucht voor zijn problemen, en al meer dan 3 jaar heeft Moreno niets meer van hem gehoord.  Zijn vader is inmiddels overleden aan de gevolgen van zijn alcoholverslaving. En zijn moeder.. Zij zit nog steeds in de gevangenis voor redenen die hij liever negeert.
 
Van zijn toenmalige vrienden blijft enkel Rafaël nog over. Twee anderen stierven door kogels, anderen verhuisden met hun ouders om te ontsnappen aan het gevaarlijke leven in de stad. En dan is er nog Marcos. Marcos. Ooit was hij zijn beste vriend, vrienden voor het leven, dat hadden ze op deze heuvel gezworen. Hoe is het zover kunnen komen dat ze elkaar nu naar het leven staan? En waarom heeft Marcos nooit gezegd dat hij een zus had? Of was Mariela niet echt zijn zus? Wie was toch die engel die vannacht zijn leven kwam binnengevlogen alsof het slechts een droom was?
 
Duizend en één gedachten spoken door Moreno's hoofd, maar hij slaagt er niet in om er orde in te krijgen. Altijd is hij de man geweest die beslissingen nam zonder te twijfelen, zelfs al ging het over iemands leven. Dat was nu eenmaal zijn aard én de reden waarom iedereen hem vreesde. Moreno twijfelde nooit. Tot nu, op deze dag, de dag waarop hij niet langer blijf weet met de geselende gedachten in zijn hoofd. De man die behoedzaam op zijn draagbare telefoon tokkelt, voor zich uitkijkend met die blinkende grijze ogen, lijkt slechts nog een schaduw van zichzelf.
 
Moreno belt de laatste vriend die hem nog rest, de enige met wie hij op dit moment kan en wil praten. 'We moeten dringend praten Rafaël, kom naar mijn huis om 8 uur.' Zonder het antwoord af te wachten verbreekt hij de verbinding. Moreno weet dat zijn vriend er zal staan, stipt, zoals steeds. Rafaël heeft hem nog nooit teleurgesteld. Maar het is nog maar de vraag of Rafaël ook bereid zal zijn om het plan uit te voeren dat zich stilaan in Moreno's hoofd begint te ontvouwen. 
 

1 opmerking:

  1. I'm hooked! Nog nog nog... En zeg nu niet dat ik het boek moet kopen hé :-)

    BeantwoordenVerwijderen